Leginstructie Groendakpannen

Dakpannen leggen is niet voor iedereen weggelegd. Het is een klus welke perfect uitgevoerd moet worden. Het is van groot belang dat het dakpannen leggen op de juiste manier uitgevoerd wordt zodat het een groot water- en winddicht geheel vormt. Het is belangrijk dat de groendakpannen door professionals worden gelegd op dezelfde wijze als ‘normale’ dakpannen worden gelegd. Groendakpannen leggen is een klus die op hoogte uitgevoerd wordt, de veiligheidsmaatregelen die het werk vereisen maken het nog iets gecompliceerder om het goed uit te voeren.  Voorkeur is het gebruiken van een steiger direct naast het dak -ook voor het tijdelijk neerleggen van de pannen-; daarnaast de nodige aanlijnvoorzieningen gebruiken. Deze aanlijnvoorzieningen kunnen ook de ‘voor het onderhoud benodigde voorzieningen’ zijn.

Bij groendakpannen leggen moeten we er om denken dat in de pannen ‘een stuk natuur’ groeit. Wat we zien -als de pannen op een project komen- is dat in de bovenste bodemlaag (substraat) kleine planten groeien, de ene pan zal beter begroeit zijn als de andere. Dit zijn sedumplanten of vetplanten die uit zichzelf verder groeien in de laag substraat. De planten zijn bij het maken als kleine matjes erin gelegd en aangevuld met stekjes en substraat (korrels). Losse korrels of losse sedumplanten dus altijd op de groendakpan laten liggen, maar niet onder de aansluitingen met andere pannen.      

Om groendakpannen op de juiste manier te leggen moet een bepaalde methodiek gevolgd worden. Allereerst is het belangrijk dat de panlatten op de juiste afstand van elkaar liggen (bovenkant lat 32 tot 36 cm), de groendakpannen moeten elkaar correct overlappen. Voor de bepaling van deze panlatafstand worden doorgaans twee lege pannen vooraf toegezonden voor de maatcontrole. Daarnaast moet uitgemeten zijn of het dak op de goede pannenmaat is, dit betreft de breedte van het gehele dak maar ook de afstanden tussen dakkapellen, schoorstenen, e.d. Groendakpannen zijn er maar in één breedtemaat (halve of gezaagde pannen bestaan niet). Voor hulpstukken als pasgemaakte pannen, nokpannen, kantpannen, etc. worden de gangbare betonnen sneldekpannen gebruikt.

Met het groendakpannen leggen wordt er altijd van links beneden naar rechtsboven gelegd. De onderste rij groendakpannen kan vastgezet worden aan de panlatten om het schuiven en eventueel wegwaaien te voorkomen. Afhankelijk van het project (dakhelling / ligging / situatie) kunnen ook andere pannen worden voorzien van windhaken of schroeven in de panlat. Bevestigingsgaten voorboren aan de onderkant van de dakpan. Ook de nokpannen worden vastgezet, dit gebeurt met rvs-hulpmiddelen of klevende afdichtingspasta (pannen-gel).

Het is goed om tijdens het leggen van de pannen ook het aanbrengen van irrigatie (druppelslangen of bij voorkeur sproeierslangen) mee te nemen. Eventueel kan deze met een rvs-staaldraad aan de bovenkant van de groendakpan worden bevestigd; daartoe een klein gaatje boren aan de opstaande kant van de groendakpan.

Op de groendakpannen niet steunen met de voeten, betreden van het dak kan door de voeten plat te plaatsen in het midden van de groendakpan (bij het werken aan een vanggordel met bevestiging nabij de nok). Ook een vlak tegen het dak te leggen ladder met voldoende ondersteuning (!) of nokhaak is praktisch en goed te doen.                                                                        

De groendakpannen rustig te leggen, niet onderste boven / omgekeerd houden. Leg pannen niet gesorteerd op soorten of kleur, maar meng partijen en pallets zodat de aanleg er gevarieerd uitziet. Bij grote naden ontstaan door de schuinte van het dak kunnen deze licht aangevuld worden met substraat aan de bovenzijde van de groendakpan. Aanvullen met substraat kan ook op dunnere of wat kale plekken, de beplanting kan daar ingroeien, verder uitzaaien.

Pannen welke mogelijk gebogen lijken na transport, aansluitend leggen als de overige groendakpannen; door zonnewarmte zullen deze de vlakte van het dakvlak weer volgen en recht gaan liggen. Houdt rekening met de natuur, beplanting heeft enige tijd nodig om te herstellen van het transport. Kale plekken en dunnere beplanting zullen na enige tijd aangroeien (geef ze de tijd); alle groendakpannen zijn bemest vóór transport.

Belangrijk na aanleg is water geven, bevochtig de groendakpannen zodat de gehele laag doordrenkt is. De wortels van de beplanting zullen het water gaan opzoeken en zullen voor een goede doorworteling zorgen. Liever enkele keren per week goed water geven, als iedere dag een beetje.

Aan te bevelen is om regelmatig water te geven, zeker in droge perioden. Sedum is een plantje met huidmondjes welke ’s nachts openstaan, daarom geven wij de voorkeur aan een besproeiing in de nacht of vroege ochtend met een verneveling (bijv. nevelslang op een tijdklok of micro-beregening op computer).                                                        

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.